verhalen, verhandelingen en foto's

woensdag 27 juni 2012

BAROKMUZIEK VOOR BEGINNERS 3.


DE GROTE DRIE.

(1) Antonio Vivaldi

Antonio Lucio Vivaldi werd op 4 maart 1678 geboren in Venetië, in een gezin dat uiteindelijk zes kinderen zou tellen. Zijn vader, Giovanni Battista, was barbier voor hij professioneel violist werd. Hij leerde zijn zoon viool spelen en trad daarna overal in de Republiek Venetië met hem op, waardoor Antonio een virtuoze violist werd. Op 15-jarige leeftijd begon hij voor priester te studeren en tien jaar later (in 1703) werd hij gewijd. Zijn bijnaam Il Prete Rosso dankte hij aan zijn rode haardos. Vanwege zijn slechte gezondheid (hij leed vermoedelijk aan astma) werd hij vrijgesteld van het celebreren van de mis. Dat weerhield hem er niet van zich met overgave op de muziek te storten.

Spoedig kreeg hij een aanstelling als muziekleraar in het Ospedale della Pietà, een combinatie van weeshuis, klooster en muziekschool. Met onderbrekingen zou hij daar meer dan dertig jaar werken, uiteindelijk als maestro di’ concerti, en hij schreef er zijn belangrijkste werken. In de Ospedale werden wezen en te vondeling gelegde kinderen (o.a. van prostituees) verzorgd –later zelfs de bastaardkinderen van de adel. De jongens vertrokken als ze vijftien werden, de meisjes kregen muziekles. De meest getalenteerden bleven in de instelling wonen en werden ingelijfd bij het fameuze koor of orkest. Veel van Vivaldi’s beroemdste composities waren bestemd voor hen. Hij was echter niet onomstreden. Ieder jaar moest zijn aanstelling opnieuw worden bevestigd en in 1709 stemde een meerderheid van de bestuurders tegen hem. Het jaar daarop werd hij teruggeroepen.

Als bijbaan werd Vivaldi impresario van het Teatro Sant’Angelo waarvoor hij ook opera’s componeerde. De eerste, Ottone in villa, ontstond in 1713. Er zijn 50 opera’s teruggevonden, zelf beweerde hij er 94 te hebben geschreven. Ook wijdde hij zich aan het componeren van oratoriums. De meest bekende is Juditha triumphans.

Rond 1718 werd Vivaldi een positie aangeboden als kapelmeester bij de gouverneur van Mantua. Hij bleef daar drie jaar, gevolgd door een kort verblijf in Milaan. In 1722 verhuisde hij naar Rome, waar hij de sympathie genoot van Paus Benedictus XIII, en pas in 1725 was hij weer terug in Venetië. In dat jaar componeerde hij zijn meest bekende werk: De Vier Jaargetijden. Gedurende de periode na 1725 steeg Vivaldi’s roem tot grote hoogten. Hij kreeg opdrachten van edelen en vorsten en reisde naar Wenen en Praag voor de opvoering van zijn opera Farnace.

Tijdens zijn verblijf in Mantua had Vivaldi de jonge alt Anna Girò ontmoet, die zijn studente, beschermelinge en favoriete prima donna werd. Zij begeleidde hem op zijn reizen en woonde zelfs bij hem in, maar beiden ontkenden categorisch dat er sprake was van amoureuze betrekkingen.

Toen zijn populariteit in latere jaren minder werd, verkocht Vivaldi voor een habbekrats een groot deel van zijn manuscripten. Met de opbrengst financierde hij een reis naar Wenen, waar hij een positie hoopte te veroveren aan het hof van keizer Karel VI, op wie hij bij een eerdere ontmoeting grote indruk had gemaakt. Deze stierf echter kort na zijn aankomst en tot een aanstelling kwam het niet. Niet lang daarna (28 juli 1741) overleed Vivaldi in behoeftige omstandigheden. Hij werd begraven in Wenen.

Videomateriaal Vivaldi.
Belangrijke compositiesGloria (RV 589); Juditha triumphans (1716); Le quattro stagioni (1725).

(2) Johann Sebastian Bach

Johann Sebastian Bach werd op 21 maart 1685 geboren in Eisenach, als jongste van de 8 kinderen van Johann Ambrosius Bach. Zijn mannelijke familieleden waren zonder uitzondering professionele musici. Een achterneef, Johann Ludwig Bach, was een bekende componist. Zijn vader maakte hem vertrouwd met viool en klavecimbel, een oom onderwees hem in het orgelspel. In 1794 stierf zijn moeder en zijn vader volgde haar 8 maanden later het graf in, zodat Sebastian op zijn tiende wees was. Hij werd in huis genomen door zijn oudste broer, de kerkorganist Johann Christoph, die hem klavicord leerde spelen en hem blootstelde aan het werk van de belangrijkste componisten. Op 14-jarige leeftijd kreeg hij een beurs om aan de prestigieuze Michaelisschule in Lübeck te studeren. Daar bleef hij twee jaar.

In 1703 werd Bach aangesteld als lakei en violist aan het hof in Weimar. Na zeven maanden kreeg hij het verzoek het orgel van de Neue Kirche in Arnstadt te inspecteren en hij maakte een dusdanige indruk, dat hij er benoemd werd tot kerkorganist. Hij was echter ontevreden over de kwaliteit van de zangers en soms langdurig afwezig, o.a. vanwege een maandenlang bezoek aan Dietrich Buxtehude in Lübeck (1705-1706). Deze wilde hem rekruteren als assistent/opvolger, maar dan moest hij trouwen met Buxtehudes dochter en daar had hij geen lust toe aangezien ze 10 jaar ouder was.

Bach verkaste in 1707 naar Mühlhausen, waar hij organist werd bij de Blasiuskirche, tegen een aanzienlijk beter salaris en met de beschikking over een aanzienlijk beter koor. Vier maanden na zijn aankomst trouwde hij met zijn achternicht Maria Barbara Bach. [Ze kregen zeven kinderen, van wie er vier de volwassenheid bereikten. Daaronder waren Wilhelm Friedemann en Carl Philipp Emanuel, die beiden bekende componisten werden.]

Het jaar daarop ging Bach terug naar Weimar, waar hij aan het hof van Hertog Wilhelm Ernst von Sachsen-Weimar de gelegenheid kreeg om te werken met een omvangrijke groep professionele musici. In deze periode componeerde hij een groot aantal van zijn belangrijkste werken voor orkest en klavier (waaronder de Toccata en Fuga in d-klein). Hij werd o.a. geïnspireerd door het oeuvre van Vivaldi (van wie hij een aantal concerto’s transcribeerde naar klavier). Bach raakte in conflict met zijn superieuren toen hij naar emplooi elders begon om te zien, bracht een aantal maanden in de gevangenis door en werd in 1717 oneervol ontslagen.

Prins Leopold van Anhalt-Köthen schoot hem te hulp met een aanstelling als kapelmeester in Köthen. Omdat de prins calvinist was en geen behoefte had aan kerkmuziek, schreef Bach in deze periode meest seculiere werken, o.a. de Brandenburgse Concerten.

Maria Barbara Bach overleed in 1720. Het jaar daarop ontmoette Bach de 16 jaar jongere en zeer begaafde sopraan Anna Magdalena Wilcke. Veel zal ze na hun huwelijk niet meer zijn opgetreden, want ze kregen 13 kinderen. Daarvan overleefden echter slechts zes de kinderjaren, waaronder drie zoons die allen vooraanstaande musici werden.

In 1723 werd Bach benoemd tot cantor van de Thomasschule (onderdeel van de Thomaskirche in Leipzig). Hij gaf daar muziekles, leidde het Thomanerchor en verzorgde de zondagse cantate-uitvoeringen in de kerk. Hij was ook verantwoordelijk voor de muzikale omlijsting van de diensten in de beide andere belangrijke kerken, de Nicolaikirche en de Paulinerkirche. Deze post behield hij tot zijn dood 27 jaar later.

Bach voerde gewoonlijk zijn eigen cantates uit, waarvan hij de meeste in de eerste drie jaren van zijn verblijf schreef. Zij werden verzameld in jaarcycli. In zijn In Memoriam worden er vijf vermeld, waarvan er drie bewaard gebleven zijn. Naast de cantates componeerde hij oratoriums (zoals het Kerstoratorium) en missen, waarvan de laatste, in de 19e eeuw Hohe Messe gedoopt, een soort compendium was van al zijn kunnen. Hij heeft vermoedelijk 4 à 5 passies geschreven, waarvan er twee de eeuwen overleefd hebben: de Johannes-Passion (1724) en de Matthäus-Passion (1727).

Omdat hij een matig inkomen had (hij betaalde een substituut om zijn lessen Latijn over te nemen) en een groot gezin moest onderhouden, verdiende Bach een centje bij door het schrijven van seculiere cantates voor begrafenissen en huwelijken van particulieren. Ook werd hij directeur van het Collegium Musicum (dat was opgericht door Telemann), waarmee hij o.a. in een koffiehuis optrad. Hij slaagde er daarnaast in een aanstelling als hofcomponist te verwerven bij de koning van Polen, August III. In 1741 componeerde Bach op verzoek van de Russische gezant aan het hof  in Dresden, de aan slapeloosheid lijdende Graaf Hermann Carl von Keyserlingk, een aantal stukken voor klavecimbel. Deze werden later naar de uitvoerende klavecinist, Johann Gottlieb Goldberg, de Goldberg-Variaties genoemd. Naar verluid was de opdrachtgever zo ingenomen met het werk, dat hij Bach beloonde met een gouden beker gevuld met 100 Louis d'Or. 

Vanaf 1749 ging Bachs gezondheid gestaag achteruit. Hij ging steeds slechter zien en liet zich uiteindelijk opereren door de Britse kwakzalver John Taylor. Sommigen geloven dat hij aan de gevolgen van deze operatie gestorven is. Feit is dat hij luttele maanden later (20 juli 1750) overleed, vermoedelijk aan een combinatie van een beroerte en longontsteking. Anna Magdalena bleef berooid achter.

Videomateriaal Bach:
Belangrijke composities: Brandenburgse Concerten (1721); Johannes-Passion (1724); Kerstoratorium (1734); Goldberg-Variaties (1741); Hohe Messe (alias Mis in b-klein of Missa in h-moll, 1750)

(3) Georg Friedrich Händel

Georg Friedrich Händel werd op 23 februari 1785 in Halle geboren. Hij stamde, in tegenstelling tot de meeste andere componisten, niet uit een muzikale familie. Zijn vader begon zijn carrière als barbier en eindigde als lijfchirurgijn van de Keurvorst van Brandenburg. Hij had weinig op met de muzikale aspiraties van zijn zoon, maar toen Hertog Johann Adolf deze hoorde spelen bood hij hem een muziekopleiding aan bij de plaatselijke organist.

In 1702 liet Händel zich naar de wens van zijn vader inschrijven als student rechten en nam hij een bijbaan als kerkorganist, die hem financieel onafhankelijk maakte. Na een jaar had hij er genoeg van en vertrok hij naar Hamburg, waar hij een aanstelling kreeg als tweede violist bij de Oper am Gänsemarkt. Hier kregen zijn eerste vier opera’s hun première.

Händel ontmoette bij zo’n gelegenheid Hertog Gian Gastone de’ Medici, die hem uitnodigde naar Florence te komen, waar hij begin 1706 arriveerde. Hij liet er zijn opera Rodrigo opvoeren. Na enige tijd trok hij verder naar Rome, waar hij twee jaar verbleef (1707-1708). Omdat in de kerkelijke staat opera’s verboden waren, concentreerde hij zich op sacrale muziek voor de Romeinse geestelijkheid. Het meest opmerkelijke van deze werken was het allegorische oratorium Il Trionfo de Tempo e del Disinganno met een libretto van kardinaal Benedetto Pamphili. Gedurende deze tijd genoot hij de gastvrijheid van de steenrijke Markies Francesco Ruspoli en andere aristocraten -en hij bleek een dure kostganger. Hij logeerde ook een tijdje in Venetië bij Kardinaal Vincenzo Grimani, die het libretto voor zijn opera Agrippina schreef.

In 1710 keerde hij terug naar Duitsland en werd aangesteld als kapelmeester bij de Keurvorst van Hannover, de latere Koning George I van Groot-Brittannië. Hij genoot er een grote mate van vrijheid. Aan het eind van dat jaar bezocht hij voor het eerst Londen, waar zijn opera Rinaldo, hoofdzakelijk samengesteld uit muziekstukken die hij in Italië had gecomponeerd, een doorslaand succes werd (50 voorstellingen). Hij ging voor korte tijd terug naar Hannover, maar vestigde zich in 1712 permanent in Londen. In 1727 verkreeg hij de Britse nationaliteit, waarna hij door het leven ging als George Frideric Handel. Ook in Londen liet Händel zich de gastvrijheid van de aristocratie gaarne aanleunen. Jarenlang woonde hij in Burlington House, het onderkomen van de Graaf van Burlington. Pas in 1723 zou hij een zelfstandige woning huren.

 In 1717 is de première van Water Music, gecomponeerd ter ere van Koning George, die nogal verstoord was geweest over Händels langdurige deserties uit Hannover, maar die zich hierdoor met hem verzoende. Het werk beviel hem naar verluid zozeer dat hij het driemaal achter elkaar liet spelen terwijl zijn flottielje over de Theems heen en weer voer. In hetzelfde jaar werd Händel de huiscomponist van Cannons, de residentie van de Hertog van Chandos. Voor hem schreef Händel de ‘pastorale opera’ Acis and Galatea, het werk dat tijdens zijn leven het meest frequent opgevoerd zou worden.

De hertog werd een van de voornaamste aandeelhouders van de in 1719 gestichte Royal Academy of Music. Händel werd benoemd tot master of the orchestra, met als belangrijkste taken het schrijven van muziekstukken voor het gezelschap en het engageren van solisten in het buitenland. Na een omweg over Dresden, waar hij een heel gezelschap vastlegde, spoedde Händel zich naar Italië. Hij keerde terug met o.a. de beroemde alto-castrato Senesino en de even befaamde sopraan Francesca Cuzzoni in zijn kielzog. De Academy voerde hoofdzakelijk Italiaanse opera’s op, voor een groot deel van de hand van Händel zelf. Ondanks het succes van veel van de voorstellingen ontvingen de aandeelhouders slechts in één jaar dividend en in 1729 staakte men de activiteiten.

Händel begon onmiddellijk met de New (Second) Academy of Music. Hij kreeg echter ruzie met zijn stercastraat Senesino, die overliep naar de concurrerende Opera of the Nobility. Dit gezelschap werd in 1733 opgericht door een groep edelen, onder wie de Prins van Wales, die de Duitse invloed wilden inperken en die zich daarom te weer stelden tegen de door Koning George gesteunde ‘buitenlander’ Händel. Later wisten ze ook Cuzzoni weg te lokken en engageerden ze de beroemdste aller castraten, Farinelli, die een regelrechte sensatie werd en schatten verdiende. Dit bracht Händel in een moeilijk parket, nog verergerd door het feit dat het Engelse publiek de Italiaanse opera beu begon te worden en zang in de eigen taal wilde horen. In 1734 ging zijn gezelschap dan ook failliet, enkele jaren later gevolgd door de concurrenten.

Onverdroten startte Händel samen met John Rich een derde operagezelschap in Convent Garden. Maar de tijd van de Italiaanse opera was definitief voorbij. Nooit voor één gat te vangen besloot Händel zich in het vervolg te concentreren op Engelstalige oratoriums, waarvan Messiah de bekendste werd, ofschoon andere werken van hem in deze periode populairder waren.

Ook Händel had in zijn laatste jaren te kampen met een falende gezondheid. In 1737 kreeg hij (vermoedelijk) een beroerte, waardoor hij vier vingers van zijn rechterhand niet meer kon gebruiken. Na een intensieve kuur van zes weken in Aken bleek hij echter op wonderbaarlijke wijze hersteld te zijn. In 1750 werd hij slachtoffer van een ernstig rijtuigongelijk in Nederland. Een jaar later begon zijn gezichtsvermogen te verminderen en hij liet zich tot drie maal toe opereren (de laatste keer door dezelfde John Taylor die ook Bach had gemaltraiteerd) met oogontstekingen en voortschrijdende blindheid als resultaat. Hij stierf in 1759 in zijn huis in Brook Street (nu het Handel House Museum). Hij liet zijn voornaamste erfgename, zijn nichtje Johanna, een vermogen van £ 20.000 (omgerekend ca. zes miljoen euro) na.

Videomateriaal Händel:
Documentaires: Handel, the Entertainer (1, 2, 3, 4)Handel, the Conquering HeroHandel’s Water Music 
Speelfilm: The Life of George Frederick Handel (1985 met Trevor Howard)
De mooiste aria’s: Händel is de meester van de da capo aria, niemand laat de emoties zo van het podium spatten als hij. Il Trionfo bevat enkele fraaie voorbeelden (Crede l’uom ch’egli riposi en Lascia la spina –later omgewerkt tot Lascia ch’io pianga voor Rinaldo). Händel zelf beschouwde Cara sposa, amante cara (uit Rinaldo) en Ombra cara di mia sposa (uit Radamisto) als zijn fraaiste composities. Andere aanraders zijn: Verdi prati (uit Alcina), Scherza infida (uit Ariodante, hier bij wijze van uitzondering vertolkt op een amateuropname), Piangerò la sorte mia (uit Giulio Cesare), Ombra mai fu (uit Serse), Myself I shall adore (uit Semele) en de duetten Son nata a lagrimar (uit Giulio Cesare), Io t’abbraccio (uit Rodelinda) en To thee, thou glorious son of worth (uit Theodora). 

Over mij

Een gesjeesde antropologe en gemankeerde schrijfster die zich schaamteloos uitleeft op het internet.