BAROKOPERA’S OP YOU TUBE.
Opera is een kind van de Barok, het mooiste kind zullen
velen zeggen. Het woord
opera betekent in het Italiaans ‘werk’ en het zal voor
de pioniers ook zonder twijfel noeste arbeid zijn geweest om muziek, toneel en
(soms) dans op een acceptabele wijze te integreren. De eerste opera’s
ontstonden onder de auspiciën van een gezelschap Florentijnse humanisten
genaamd
Camerata de’ Bardi. Zij
hadden de Griekse drama’s bestudeerd en waren tot de conclusie gekomen dat deze
geheel gezongen werden.
Claudio
Monteverdi komt de eer toe de schepper te zijn van de eerste opera die niet
alleen bewaard bleef, maar ook nog steeds wordt opgevoerd:
L’Orfeo (1607).
Aanvankelijk combineerden opera’s ernstige en komische
momenten, maar vooral onder invloed van de dichter en librettist
Pietro Trapassi (
Metastasio) vond er een splitsing plaats tussen de serieuze opera (
opera seria) en de komische opera (
opera buffa). De bloeitijd van de
opera seria viel in de jaren 1710 tot
1770. Deze vorm van opera beleefde niet alleen triomfen in Italië, maar ook in
de Duitstalige landen en –dankzij Händel- in Engeland. De Fransen waren, zoals
altijd, tegen de draad in en prefereerden hun eigen variant en Spanje was veel
te serieus voor de
opera seria.
[
Documentaire over het ontstaan van de Italiaanse opera van Antonio Pappano.]
De
opera seria was
het vermaak van de elite. De opvoeringen vonden vaak plaats aan het hof en zij
handelden over onderwerpen die de adel aanspraken, zoals de wijsheid van
koningen. Händels opera’s waren in zoverre verschillend dat ze ook bedoeld
waren voor ‘gewonere mensen’, in dit geval welvarende kooplieden. De voertaal
in de
opera seria was altijd
Italiaans, dat mede door de
Grand Tour ook in Noord-Europa door de elite werd
verstaan. De thema’s waren ontleend aan de geschiedenis (vooral de klassieke
oudheid en de Middeleeuwen), mythen en legenden. Drie van de onderstaande
opera’s (Orlando furioso, Ariodante en Alcina)) zijn gebaseerd op het epische
gedicht
Orlando furioso van
Ludovico Ariosto, een van de langste
gedichten uit de Europese literatuur.
De geschiedenis speelt zich af tegen de achtergrond van de
strijd van Karel de Grote tegen islamitische invallers op het Iberisch
Schiereiland. Van de vele verhaallijnen spraken er twee het meest aan. (1) De
paladijn Orlando wordt bekoord door de heidense prinses Angelica. Zij wil
echter niets van hem weten omdat zij verliefd is op de
Saraceen Medoro en hij
wordt gek van frustratie. (2) De vrouwelijke christelijke krijger Bradamante houdt van de Saraceen Ruggiero, die echter in de klauwen valt van de
tovenares Alcina. Dit geeft meteen aan waar het in barokopera’s vrijwel zonder
uitzondering om gaat, namelijk een hartverscheurend liefdesverhaal. Er zijn
altijd twee jonge geliefden, van wie er minstens één begeerd wordt door een
ander (vaak ook beide). Zij moeten vele beproevingen doorstaan, maar
uiteindelijk loopt het (i.t.t. latere opera’s) altijd goed af en krijgen ze
elkaar.
Barokopera’s zijn simpel van opzet. De ouverture wordt
gevolgd door een reeks recitatieven (die het verhaal vertellen) afgewisseld met
da capo aria’s (die de emoties van de
personages uitdrukken). De recitatieven zijn meestal secco (droog, d.w.z. ze worden alleen begeleid door basso continuo). Er is een beperkt
aantal duetten tussen de hoofdpersonen, maar ensemble- en koorzang zijn
zeldzaam. Voor het aanschouwen van een barokopera moest men de tijd nemen, want
ze duurden meestal 4 à 5 uur. Het publiek hield er dan ook niet voortdurend de
aandacht bij: men liep rond, praatte met vrienden, at wat en deed zelfs
spelletjes. Een luid muzikaal intro vestigde de aandacht op belangrijke aria’s.
Er werd veel waarde gehecht aan vocale virtuositeit, waarin vooral de castraten
uitblonken. Op de acteerkwaliteiten van de uitvoerenden werd geen groot beroep
gedaan: ze stonden als pilaren op het toneel –prachtig uitgedoste pilaren, dat
wel. Voor het spektakel zorgden de speciale effecten, waarbij overdaad niet
geschuwd werd, tot en met het laten rondlopen van wilde dieren toe.
Georg Friedrich
Händel behoorde [met
Johann Adolph Hasse (
enkele aria's) en
Nicola Porpora (
enkele aria's)] tot de
belangrijkste operacomponisten van de Barok en is de enige wiens werken weer op
grote schaal opgevoerd worden. Hij schreef
42 opera’s, op 6 na alle in
Engeland. Toen de belangstelling voor de Italiaanse opera’s afnam, schakelde
hij zonder probleem over op Engelstalige oratoriums met overwegend bijbelse
thema’s. Daarvoor moest hij o.a. leren koorstukken te componeren. Sommige van
deze oratoriums, bijvoorbeeld Semele, onderscheiden zich alleen wat de taal
betreft van zijn opera’s en kunnen zonder enig probleem geënsceneerd worden.
Wolfgang Amadeus
Mozart behoort officieel niet tot de barokcomponisten, maar sommige van
zijn opera’s vertonen nog alle kenmerken van de opera seria. Dat een van zijn vroege opera’s (Idomeneo) daartoe behoort,
zal niemand verbazen, maar merkwaardigerwijze gaat dit ook op voor zijn laatste
pennenvrucht (La clemenza di Tito),
die tussen de bedrijven van Die
Zauberflöte door gecomponeerd werd. Deze opera werd op bestelling
geschreven voor de troonsbestijging van Leopold II als Koning van Bohemen. De
impresario had alvast een vooraanstaande castraat geëngageerd voor een van de
hoofdrollen. De hoofdpersoon was een vergevingsgezinde heerser.
Op You Tube zijn een aantal complete barokopera’s te
vinden. Als er van een opera meerdere versies voorhanden zijn, heb ik me bij de
keuze laten leiden door de volgende overwegingen: (1) bekende hoofdrolspelers;
(2) ondertiteling in een taal die ik beheers en (3) zo weinig mogelijk
countertenoren. Helaas verdwijnen juist bij dit hoofdstuk links als sneeuw voor de zon aangezien operaliefhebbers nogal eens verbannen worden wegens het met voeten treden van auteursrechten. Ik moet me dan behelpen met playlists en andere alternatieven. Op sommige van deze opera’s hebben modernistische regisseurs
zich uitgeleefd en dat is te zien. Wat mij betreft zijn er slechts twee juiste
(d.w.z. historisch verantwoorde) manieren om een barokopera te op de planken te
brengen: men conformeert de enscenering aan de tijd waarin het verhaal speelt,
óf men recreëert de manier waarop deze opera tijdens de Barok werd opgevoerd.
Claudio Monteverdi:
Locatie:
Teatre del
Liceu, Barcelona, 2002; dirigent:
Jordi Savall; orkest:
Le Concert des Nations; regisseur:
Gilbert Deflo;
hoofdrolpelers:
Furio Zanasi (Orfeo),
Arianna Savall (Euridice),
Montserrat Figueras (La Musica).
Het
libretto is gebaseerd op de bekende Griekse mythe over
de dichter en zanger
Orpheus, die toestemming krijgt zijn overleden vrouw
Euridice uit de onderwereld terug te halen, maar haar opnieuw verliest als hij
zich niet beheersen kan en omkijkt of ze hem nog wel volgt.
Deze traditionele opvoering is helemaal mijn smaak en de
muziek (vooral het aan de Renaissance herinnerende intro en de
ritornello’s) is fantastisch.
Locatie: Opéra de Lille, Lille, 2012 dirigent: Emmanuelle Haïm; orkest: Le Concert d' Astrée;
regisseur: Jean-François Sivadier; hoofdrolspelers: Max Emanuel Cencic (Nerone) en Sonya Yoncheva (Poppea).
Het
libretto is gebaseerd op historische gebeurtenissen: de Romeinse
keizer
Nero laat zich verleiden door de ambitieuze Poppea en vindt een
voorwendsel om zijn vrouw Octavia te verstoten. Zijn oude mentor Seneca, die
dit probeert te verhinderen, wordt gedwongen zelfmoord te plegen. Nero en zijn
geliefde trouwen. Dit is een van de weinige barokopera’s waarin
immoreel gedrag
beloond wordt en de schurken zegevieren. In werkelijkheid heeft de intrigante
weinig plezier van haar triomf beleefd: in een vlaag van woede schopte Nero de
zwangere Poppea zo hard in haar buik dat ze aan de gevolgen overleed.
Henry Purcell:
BBC-productie, 1995; dirigent: Richard Hickox; orkest: Collegium Musicum 90; regisseur: Peter Maniura; hoofdrolspelers: Maria Ewing (Dido) en Karl Daymond (Aeneas).
Het
libretto is gebaseerd op een verhaal van Vergilius. De
held Aeneas (zoon van de godin Venus en een sterveling) vlucht na de val van
Troje naar het westen en komt in Carthago terecht, waar de pas weduwe geworden
koningin Dido verliefd op hem wordt. Aeneas laat zich wijs maken dat de goden
willen dat hij vertrekt en hijst het zeil. De ontroostbare Dido pleegt
zelfmoord.
Dit slechts één uur durende stuk
muziektheater is de enige
‘doorgecomponeerde’ opera van Purcell.
Locatie:
Opéra
National de Montpellier, 2009; dirigent:
Hervé Niquet; orkest:
Le Concert Spirituel; regisseurs:
Corinne en
Gilles Bénizio; hoofdrolspeler:
Joao Fernandes (King Arthur). [Helaas zijn er momenteel nog slechts enkele scenes van deze zeer amusante productie op You Tube te vinden en moet men het verder doen met een Duits ondertitelde
Tsjechische versie.]
Evenals het overige muziektheater van Purcell is dit een
semi-opera met een flinke hoeveelheid gesproken tekst.
Georg Friedrich
Händel:
Locatie:
Prinzregententheater,
München
, 2003; dirigent:
Harry Bicket; orkest:
Bayerisches Staatsorchester; regisseur:
David Alden;
hoofdrolspelers:
David Daniels
(Rinaldo),
Deborah York (Almirena),
David Walker (Goffredo).
Het
libretto is gebaseerd op een historische gebeurtenis
(met magische uitwassen): de verovering van Jeruzalem door
Godfried van Bouillon (Goffredo) in 1099. Rinaldo is verloofd met de dochter van Goffredo,
maar zij wordt door kwade machten ontvoerd. Uiteindelijk worden de vijanden
niet alleen verslagen, maar bekeren zich zelfs tot het christendom.
Toen ik met deze serie begon, stonden er twee volledige
versies van Rinaldo op You Tube. Die zijn inmiddels beide verdwenen
(vanwege schending van auteursrechten), dus heeft men het tijden moeten met de bovenstaande playlist van deze productie van
beeldenstormer Alden, compleet met Spaanse ondertitels. Kleurrijk is het allemaal wel.
Van mijn favoriete versie (op de planken gebracht door regisseuse
Louise Moaty, dirigent
Vaclav Luks met zijn orkest Collegium 1704 en een vrijwel geheel
Tsjechische cast) zijn nog slechts
enkele delen van de eerste acte te vinden. [
Introductie tot de Glyndebourne-uitvoering]
Het
libretto is gebaseerd op historische gebeurtenissen, die
redelijk getrouw worden verhaald. Na zijn nederlaag tegen Julius Caesar vlucht
de Romeinse veldheer Pompeius naar Egypte, waar farao Ptolemeus XIII hem laat
vermoorden om bij Caesar in het gevlei te komen -die daar bepaald niet blij mee
is. Caesar laat zich verleiden door
Cleopatra (die door haar broer van haar
kroon beroofd dreigt te worden) en verslaat Ptolemeus (die in de opera door
Sextus, de zoon van Pompeius, wordt gedood).
De handeling is naar het einde van de 19e eeuw
getransfereerd, waarbij de Romeinse soldaten zijn getransformeerd tot
Redcoats. Het geheel wordt met enige ook
voor die periode anachronistische Bollywood-effecten gelardeerd. Gelukkig ziet
het er allemaal fraai uit en ontbreekt ook de humor niet.
[Alternatieven: 1. delen van de uitvoering van
Concerto Copenhagen o.l.v.
Lars Ulrik Mortensen met
Andreas Scholl als Cesar en
Inger Dam-Jensen als Cleopatra; 2. de uitvoering in Salzburg 2012 van
Il Giardino Armonico o.l.v.
Giovanni Antonini met
Andreas Scholl als Cesar en
Cecilia Bartoli als Cleopatra (
I,
II &
III).]
(3)
Tamerlano (I en II)
(1724)
Locatie:
Goethe-Theater,
Bad Lauchstädt
, 2001: dirigent:
Trevor Pinnock; orkest:
The English Concert;
regisseur:
Jonathan Miller;
hoofdrolspelers:
Monica Bacelli
(Tamerlano),
Elizabeth Norberg-
Schulz (Asteria),
Graham Pushee (Andronico).
Het
libretto is gebaseerd op een historische gebeurtenis: de
gevangenname van de Ottomaanse sultan Beyazit I door de Turks-Mongoolse
slachter
Timur Lenk (Tamerlano) in 1402. De rest is pure fantasie: Tamerlano
begeert Beyazits dochter Asteria, die echter verliefd is op de Griekse generaal
Andronico. Uiteindelijk legt Tamerlano zich bij het onvermijdelijke neer en
schenkt Beyazit, die zich voor zijn dochter wilde opofferen, het leven. [In
werkelijkheid stierf Beyazit nog hetzelfde jaar in gevangschap.]
Bij deze opera kiest de regisseur voor het nabootsen van de
18e-eeuwse aanpak, hoewel hij behoorlijk gehandicapt is door een heel klein
podium.
(4)
Ariodante (I, II, III) (1735)
Locatie:
Gran Teatre del Liceu, 2006; dirigent:
Harry Bicket; orkest:
Orquestra del Liceu;
regisseur:
Xavi Bové;
hoofdrolspelers:
Vessalina Kasarova (Ariodante),
Ophelia Sala (Ginevra),
Sara Mingardo (Polinesso).
Het
libretto is gebaseerd op een minder bekende verhaallijn
uit
Orlando furioso. De ridder
Ariodante is verloofd met de Schotse koningsdochter Ginevra. Zijn jaloerse
rivaal Polinesso maakt hem wijs dat Ginevra hem bedriegt. Ariodante wil
zelfmoord plegen, maar wordt daarvan weerhouden. Zijn broer Lurcanio doodt de
snoodaard in een duel en alles komt weer goed.
Locatie:
Staatsoper, Stuttgart, 1999; dirigent:
Alan Hacker; regisseurs:
Jossi Wieler
en
Sergio Morabito; hoofdrolspelers:
Catherine Naglestad (Alcina),
Alice Coote (Ruggiero),
Helene Schneidermann (Bradamante).
Ook het
libretto van deze opera is gebaseerd op
Orlando furioso. De ridder Ruggiero is
in de ban geraakt van de tovenares Alcina, die de gewoonte heeft afgedankte
minnaars in dieren en voorwerpen te veranderen. Zijn verloofde Bradamante komt
hem als man verkleed opzoeken (dus Alcina’s zuster wordt prompt verliefd op
haar) met in haar kielzog Ruggiero’s mentor, die de ban weet te verbreken.
Alcina is echter geobsedeerd door Ruggiero en als hij haar verlaat, verliest
zij haar macht en sterft.
Het decor van deze opera is een van lelijkste die ik ooit
gezien heb. De handelingen spelen zich af in een oersaai, vroeg 19e-eeuws
interieur. Bovendien loopt Catherine Naglestad de hele opera in verschillende
stadia van ontkleding rond. De zin daarvan ontgaat me te ener male.
Locatie:
Opernhaus, Zürich, 2007; dirigent:
William Christie; orkest:
La Scintilla; regisseur:
Robert Carsen; hoofdrolspelers:
Cecilia Bartoli (Semele), C
harles Workman (Jupiter).
Het
libretto is gebaseerd op een mythe. De oppergod
Jupiter
is verliefd op de koningsdochter Semele en neemt haar mee naar het godenrijk.
Zijn jaloerse gade Juno stookt (in de gedaante van haar zuster Ino) Semele op
om van Jupiter te eisen dat ze hem in zijn ware gedaante mag aanschouwen.
Jupiter geeft tegen zijn zin toe en zijn stralen verbranden Semele, die haar
fout te laat in de gaten heeft.
Men beschouwde Semele lange tijd als een oratorium omdat er
in het Engels gezongen wordt, maar het is een
bona fide opera, een van de weinige Händel-werken met humor (vooral
het duo Juno/Iris is hilarisch).
(7)
Hercules (1745)
Locatie:
Opéra Garnier, Parijs, 2004; dirigent:
William Christie; orkest:
Les Arts Florissants; regisseur:
Luc Bondy; hoofdrolspelers:
William Shimmell (Hercules),
Joyce DiDonato (Dejanira),
Malena Ernman (Lichas).
Het
libretto is gebaseerd op
Vrouwen van Trachis van Sophocles en het negende boek van de
Metamorfosen van Ovidius. Hercules keert terug van een oorlogsexpeditie met de mooie prinses Iole als zijn gevangene. Zijn jaloerse vrouw Dejanira weigert te geloven dat hij haar niet bedrogen heeft en laat hem door Lichas een mantel schenken die doordrenkt is met een dodelijk gif. Hercules sterft (zoals het orakel aan het begin van de opera voorspeld had) en Dejanira wordt gek.
Locatie: Glyndebourne, 1996; dirigent: William Christie; orkest: Orchestra of the Age of Enlightment;
regisseur: Peter Sellars;
hoofdrolspelers: Dawn Upshaw
(Theodora), David Daniels (Didymus), Frode Olsen (Valens).
Het
libretto is gebaseerd op een christelijke
legende. De
christin Theodora weigert offers te brengen voor het welzijn van de Romeinse
keizer en wordt door gouverneur Valens veroordeeld om in een bordeel opgesloten
te worden. Haar geliefde, de bekeerde Romeinse soldaat Didymus, zoekt haar in
de gevangenis op en geeft haar zijn kleding, zodat zij kan ontsnappen. Gekweld
door schuldgevoelens geeft Theodora zich aan bij Valens en wordt samen met
Didymus ter dood veroordeeld.
De hand van de beruchte Amerikaanse operaregisseur
Peter Sellars is hier duidelijk te herkennen. Het libretto is uiteraard in
maatschappijkritische zin aangepast (Valens is een ultrarechtse Amerikaanse
politicus die minderheden vervolgt) en de enscenering is minimalistisch.
Kenmerkend voor Sellars is het ingewikkelde patroon van gestileerde bewegingen
die de zangers uit moeten voeren. Dat beperkt hem behoorlijk in de keuze van
zijn personeel: gerenommeerde operazangers zijn hier niet voor te porren.
Gelukkig heeft Sellars bij deze gelegenheid niet zulke heiligschennis gepleegd
als bij zijn spraakmakende opvoeringen van drie
Mozart-Da Ponte opera’s.
Antonio Vivaldi:
Het
libretto is gebaseerd op de legende van
De Twaalf Werken van Hercules. Hercules
heeft in een woedeaanval zijn kinderen gedood en moet voor straf twaalf
onmogelijke opdrachten vervullen. Als negende werk moet hij naar Thermodon gaan
en het zwaard van de Amazonenkoningin Antiope stelen. Bij een overval op haar
kamp neemt Antiope Hercules’ kompaan Theseus gevangen en wil hem doden. Haar
dochter Martesia valt echter als een blok voor hem. Na enige schermutselingen beveelt
de godin Diana huwelijken tussen Martesia en Telamon, een andere reisgenoot van
Hercules, en Antiope’s zuster Hippolyte en Theseus.
In deze opera kan men niet alleen ‘genieten’ van de blote
borsten van vrijwel de gehele vrouwelijke cast, maar ook van een welgevormde
Zachary Stains die slechts gekleed gaat in een namaak leeuwenhuid.
Wat het volgende ironische
commentaar opriep: “There have been some
Victorian addled minds who look to Mr. Stains superb portrayal as Hercules as
far too risque (translation, he’s male) to countenance. It would be so if he
did not own the heroic physique he works so assiduously at. The fact that a
male tenor of his calibre can offer the whole deal to audiences can and should
only be viewed by management as a thrilling prospect.”
Locatie: Théâtre des Champs-Elysées, Parijs, 2011;
dirigent: Jean-Christophe Spinosi;
orkest: Ensemble Matheus; regisseur: Pierre Audi; hoofdrolspelers: Marie-Nicole Lemieux (Orlando), Jennifer Larmore (Alcina), Philippe Jaroussky (Ruggiero). [Nog slechts enkele aria's op You Tube te vinden; alternatief is de opvoering van de Opera van San Francisco met Marilyn Horne als Orlando en Jeffrey Gall als Ruggiero.]
Het
libretto is gebaseerd op het gelijknamige gedicht. In
deze versie helpt Alcina Angelica en Medoro om aan de jaloerse Orlando te
ontkomen, zodat ze kunnen trouwen. In zijn woede vernielt de onwetende Orlando
de bron van haar toverkrachten. Alcina tracht hem te doden, maar wordt
weerhouden door Bradamante en Ruggiero. Orlando krijgt zijn verstand weer terug
en vergeeft Angelica en Medoro.
Jean-Philippe Rameau:
(1)
Hippolyte et Aricie (1733)
Locatie:
Opéra Garnier, Parijs, 2012: dirigent
Emmanuelle Haïm; orkest:
Le Concert d'Astrée; regisseur:
Ivan Alexandre; hoofdrolspelers:
Topi Lehtipuu (Hippolyte),
Anna-Catherine Gillet (Aricie),
Sarah Connolly (Phèdre).
Het
libretto is gebaseerd op de tragedie Phèdre van
Racine. Phaedra, de vrouw van de Atheense koning Theseus, begeert haar stiefzoon Hippolytus, die echter verliefd is op Aricia. Hij wijst de avances van Phaedra af. Die probeert zichzelf te doden, maar wordt door Hippolytus tegengehouden. Theseus ziet de scene en denkt dat Hippolytus zijn vrouw probeerde te verkrachten. Hij vervloekt zijn zoon, die schijnbaar door een zeemonster wordt gedood. Phaedra bekent schuld en pleegt zelfmoord. Door tussenkomst van de godin Diana leven Hippolytus en Aricia nog lang en gelukkig.
Locatie: Opéra Garnier, Parijs, 2004; dirigent: William Christie; orkest: Les Arts Florissants; regisseur: Andrei Serban; hoofdrolspelers: Danielle de Niese (Hebé), Joao Fernandes (Bellone), Paul Agnew (Valère), Patricia Petibon (Zima).
Dat de Franse opera’s aanmerkelijk afwijken van de
opera seria blijkt uit dit kakelbonte
spektakelstuk bestaande uit een proloog en 4 aktes die allen een liefdes-geschiedenis
in een exotische ambiance tot onderwerp hebben.
(3)
Castor et Pollux (1737)
Locatie:
Het Muziektheater, Amsterdam; dirigent:
Christophe Rousset; orkest:
Les Talens Lyriques; regisseur:
Pierre Audi; hoofdrolspelers:
Finnur Bjarnason (Castor),
Henk Neven (Pollux),
Véronique Gens (Phébé).
Het
libretto is gebaseerd op een mythe. De tweelingbroers Castor (sterfelijk) en Pollux (onsterfelijk) zijn beiden verliefd op prinses Télaïre. Zij beantwoordt echter alleen de liefde van Castor. Deze wordt gedood in een gevecht. Hun vader Jupiter is bereid om Castor weer tot leven te wekken als Pollux zijn plaats in de onderwereld inneemt. In de overtuiging dat Télaïre toch nooit van hem zal houden, stemt Pollux hiermee in. Na vele verwikkelingen besluit Jupiter Castor toch onsterfelijkheid te verlenen en Pollux uit de onderwereld terug te halen. Jammer genoeg heeft de arme Phébé, die verliefd was op Pollux, inmiddels uit wanhoop zelfmoord gepleegd.
(4)
Platée (1745)
Locatie:
Opéra National du Rhin, Strassbourg, 2010; dirigent:
Christophe Rousset; orkest:
Les Talens Lyriques; regisseur:
Mariame Clément; hoofdrolspelers:
Emiliano Gonzalez Toro (Platée),
Judith van Wanroij (Juno).
Het
libretto is gebaseerd op een mythe. Om zijn vrouw Juno van haar jaloezie te genezen besluit Jupiter om net te doen of hij is gevallen voor de charmes van de oerlelijke waternimf Platée, die in de waan verkeert dat iedereen die bij haar in de buurt komt hopeloos verliefd op haar wordt. Juno overvalt hen tijdens de 'huwelijksceremonie' en realiseert zich dat ze voor de gek is gehouden. De vernederde Platée (die nog zo gewaarschuwd was) kruipt terug in haar vijver.
Wolfgang Amadeus
Mozart:
Locatie:
Metropolitan
Opera, New York, 1982; dirigent:
James Levine; orkest:
Metropolitan Opera Orchestra; producent:
Jean-Pierre
Ponelle; hoofdrolspelers:
Luciano
Pavarotti (Idomeneo),
Ileana Cotrubas
(Alia),
Frederica von Stade
(Idamante).
Het
libretto is gebaseerd op een Griekse legende. Op de
terugtocht van de Trojaanse oorlog lijdt Koning Idomeneo vlak bij Kreta
schipbreuk. Hij belooft dat als hij het overleeft hij de eerste persoon die hij
tegenkomt aan Poseidon zal offeren. Laat dat nu net zijn eigen zoon Idamante
zijn.
Locatie:
Salzburger
Festspiele, 2003; dirigent:
Nikolaus
Harnoncourt; orkest:
Wiener
Philharmoniker; regisseur:
Martin Kusej; hoofdrolspelers:
Michael
Schade (Tito),
Dorothea Röschmann
(Vitellia),
Vesselina Kasarova
(Sesto).
Het
libretto maakt gebruik van historische personages.
Vitellia, de dochter van de vermoorde Romeinse keizer Vitellius, wil keizerin
worden en wacht op een huwelijksaanzoek van keizer
Titus Flavius Vespasianus (Tito).
Als deze zijn joodse maîtresse Berenice op bezoek krijgt, zet ze haar
bewonderaar Sextus (Sesto) aan een moordaanslag op Titus te plegen. Deze steekt het
Capitolium in brand en rijgt iemand aan zijn mes. Het slachtoffer overleeft de
aanslag en blijkt bovendien een dubbelganger te zijn. Gekweld door
schuldgevoelens smeekt Sextus zijn oude vriend Titus om vergeving, maar verraadt
Vitellia niet. Zij beseft dat Sextus echt van haar houdt en biecht haar aandeel
in de samenzwering aan Titus op, die iedereen grootmoedig vergeeft.
Deze opera speelt zich af in een in aanbouw zijnd flatgebouw
en de hoofdpersonen lopen een groot deel van de tijd in kamerjas of ondergoed
rond, maar de vocale prestaties vergoeden veel. [
Uitleg door
Elina Garança]
Georg Friedrich Händel, Henry Purcell, Jean-Philippe Rameau, Antonio Vivaldi, e.a:
(1)
The Enchanted Island (2011)
Locatie:
Metropolitan Opera, New York, 2011; dirigent:
William Christie; orkest:
Metropolitan Opera Orchestra; regisseur:
Phelim McDermot; hoofdrolspelers:
David Daniels (Prospero),
Joyce DiDonato (Sycorax),
Danielle de Niese (Ariel),
Placido Domingo (Neptune).
Het
libretto, geschreven door Jeremy Sams, is gebaseerd op
The Tempest en
A Midsummer Night's Dream van William Shakespeare. De muziek is een pastiche, samengesteld uit de
werken van bekende barokcomponisten, waarbij de aria's in het Engels zijn vertaald.